Bouwen voor ouderen is niet sexy genoeg: ‘Gemeenten pronken liever met fraaie kantoren’

Zorgvastgoed | woonvormen voor senioren

En wéér rapporteerde een commissie over het gebrek aan woningen voor zelfstandige ouderen. Terwijl de oplossing van het probleem er eigenlijk al is: het Thuishuis, een soort studentenhuis (zonder lawaai) voor senioren.

Dit stuk had vijf jaar geleden ook in de krant kunnen staan. Of anders wel tien of vijftien jaar geleden. Want het gaat over het gebrek aan geschikte huisvesting voor ouderen. En dat is, zegt Liane den Haan, directeur-bestuurder van ouderen-belangenorganisatie Anbo, een thema dat stelselmatig wordt genegeerd.

Zeker: deze week drong een commissie onder leiding van Wouter Bos aan op de bouw van woningen, heel veel woningen, voor zelfstandig levende ouderen. Volgende week zal de zogenoemde commissie-Adriani naar verwachting een soortgelijk pleidooi afsteken. Daarnaast zijn allerhande aanjaagteams en taskforces actief op het terrein van de ouderenhuisvesting.

Demografie

Anbo zelf voorspelde al in 2005 dat met de verdwijning van de aloude ‘bejaardenhuizen’ een grote behoefte zou ontstaan aan woningen voor ouderen die niet meer zelfstandig kunnen (of willen) wonen, en die ook niet in aanmerking komen voor opname in een verpleeghuis. Dat rapport was niet eens visionair, zegt Den Haan. Het was slechts een vertaling van welbekende demografische ontwikkelingen.

Toch is met al die inzichten vrijwel niets gedaan. Althans: niet door overheden en woningcorporaties. Zo stelde Anbo onlangs vast dat bijna 60 procent van de Nederlandse gemeenten überhaupt niet heeft nagedacht over de gevolgen van de vergrijzing voor de woningbouw. Hoe dat komt? ‘Ach’, zegt Den Haan – geïrriteerd. ‘Gemeenten pronken liever met fraaie kantoren of eengezinswoningen. Woningen voor ouderen zijn gewoon niet sexy.’

En als het gebrek aan engagement bij overheden al geen probleem is, is het de regelgeving wel. Zo sprak Den Haan deze week een wethouder die de aanvraag voor een zogenoemde kangoeroewoning – de aanbouw bij een bestaande woning ten behoeve van ouderen – had afgewezen vanwege de richtlijnen voor ‘woondichtheid’ in het betreffende gebied. Alleen bestuurders met lef en woningbouwcorporaties die bereid zijn tot een enigszins rekkelijke interpretatie van de regels willen de bouw van kleinschalige voorzieningen voor ouderen nog weleens mogelijk maken, zegt Den Haan.

Op pantoffelafstand

Dat is ook de ervaring van ‘maatschappelijk ondernemer’ Jan Ruyten, bedenker en uitvoerder van het concept ‘Thuishuis’: een soort studentenhuis voor ouderen ‘op pantoffelafstand van winkels en andere publieke voorzieningen’. De bewoners – idealiter niet meer dan vijf of zes – hebben elk een eigen kamer, en maken gezamenlijk gebruik van een keuken, een hobbykamer, een tuin, een washok en andere faciliteiten. In collectieve zelfstandigheid. ‘Als ik er naar binnen wil, bel ik netjes aan, want ik heb geen sleutel’, zegt Ruyten.

Sinds 2006 heeft Ruyten vijf van dit soort huizen kunnen stichten. Met alle‘evidencebased voordelen van dien voor het welzijn en de gezondheid van de bewoners. ‘Een kind had het kunnen bedenken.’ Toch kost het Ruyten veel moeite om ‘het bastion van de overheid’ te slechten. ‘Als ik een wethouder of een corporatie om medewerking vraag bij de vestiging van een Thuishuis, word ik vaak doorverwezen naar Jumbo, Albert Heijn of een ander bedrijf. Terwijl het mij helemaal niet om geld of sponsoring te doen is, maar om organisatorische ondersteuning.’

Robotisering

‘We lopen in Nederland voorop met robotisering van de zorg, maar we zijn bijzonder slecht in sociale innovatie’, heeft Ruyten moeten vaststellen. ‘De gezondheidszorg krijgt beduidend meer aandacht dan de preventie van zorgafhankelijkheid. Zorg is business. Daar liggen verdienmodellen onder. Het Thuishuis, een instelling zonder winstoogmerk, ligt niet binnen het blikveld van ondernemers en bestuurders.’

De belangstelling voor de ouderen spitst zich toe op degenen die in een verpleegtehuis zijn opgenomen, zo’n 12 procent van de 65-plussers. ‘Want die zijn zielig’, zegt Liane den Haan van Anbo. ‘Wat in Thuishuizen en andere kleinschalige voorzieningen gebeurt, spreekt minder tot de verbeelding. De aandacht voor het waardig sterven gaat ten koste van de aandacht voor het waardig ouder worden.’

Gesticht voor ouden van dagen

Waardig ouder worden was de betrokkenen in het verleden overigens ook niet vergund. In de 19de eeuw woonde ruim 20 procent van de ‘ouden van dagen’ in een gesticht of instelling. Het ‘driegeneratiegezin’ was ook toen niet de norm. Wel kwam het vaak voor dat ongetrouwde kinderen bij hun ouders bleven wonen, en voor hen zorgden. Bijna de helft van de ouderen woonde samen met hun volwassen kinderen. ‘Ware armen’, behoeftige ouderen die niet meer konden werken, kwamen in aanmerking voor plaatsing in een hofje of een ‘oudeliedenhuis’ waar doorgaans een streng regime heerste.

Om ouderen zoveel mogelijk voor dat lot te behoeden, werd burgers in 1912 een onderhoudsplicht voor ‘behoeftigen en ouderen’ in hun omgeving opgelegd. Deze knellende vorm van mantelzorg werd in 1961 afgezwakt en in 1965 helemaal afgeschaft.

Spookbeeld

In de jaren vijftig werden ouderen aangemoedigd om, ter leniging van de woningnood, naar bejaardenhuizen te verkassen. Deze woonvorm is echter nooit geliefd geweest. ‘Bij de meesten waart, als een spookbeeld, het woord ‘tehuis’ door de gedachten’, schreef de Nationale Raad voor Maatschappelijk werk in 1958. In 1975 was de hoogtij van de bejaardentehuizen alweer ten einde: de regering bepaalde dat maximaal 7 procent van de ouderen in een verzorgingshuis mocht wonen. Ouderen werden aangemoedigd om zolang mogelijk voor zichzelf te blijven zorgen. Op dit moment ondervindt de woningmarkt daarvan de nadelige gevolgen: bij gebrek aan alternatieven blijven veel ouderen te lang in hun (vaak te grote) huizen wonen.

 

Bron: Volkskrant


Gerelateerde artikelen